Anja Van Impe

Blij dat ik leef! – Jubileumconferentie

Anja Van Impe.

Voorstelling en korte samenvatting van haar uiteenzetting.

Ik ben geboren in 1969 in Aalst als horende persoon. 
Mijn kindertijd is niet zo gemakkelijk verlopen omdat ik regelmatig ziek was en veel tijd in het ziekenhuis doorbracht.
Elke jongere kijkt wel uit naar het volwassen worden, omdat je dan op eigen benen kunt staan, zelfstandig wordt, o.a. tegenover je ouders. Bij mij speelde dat heel sterk omdat ik als jongere graag m’n eigen gang ging, misschien een beetje een ‘haantje de voorste’ was. Maar daar kwam bij dat ik volwassen worden zag als een evolutie in positieve zin voor mijn medische problemen: die zouden zich dan wel vanzelf oplossen.
Maar toen kreeg ik de raad om toch eens mijn oren te laten controleren. Ik was er mezelf niet van bewust dat ik slechter ging horen. Dictees op school waren bijvoorbeeld regelrechte rampen, maar ik lachte dat weg, besefte dat niet.
Toen ging ik dus naar de oorarts, waar bleek dat ik een db-verlies van 45 had. Dit is een gemiddeld groot verlies. Ook bleek dat ik al onbewust had leren liplezen. Voor mij begon hier voor het eerst de bewustwording van het probleem.
Toen heb ik 2 hoorapparaten gekregen. Een aantal maanden later dacht ik dat mijn hoorapparaten stuk waren, maar het bleek jammer genoeg een plotse volledige daling tot doofheid te zijn. Ik was toen 17,5 jaar. Deze situatie ging gepaard met ziekenhuisopnames. Er bleek iets viraal aan de hand te zijn, wat had geleid tot blijvende doofheid.

Mijn verwerkingsproces bleef aanvankelijk gekenmerkt door het niet willen aanvaarden of het zelfs niet bewust zijn van de handicap. Ik wilde de weg die ik voor mezelf had uitgestippeld per sé blijven volgen. Maar onvermijdelijk bots je op grenzen, bvb wat de keuze van studierichting betreft. Ik kon geen geneeskunde studeren, wat ik heel graag wou. Ik wou dan toch iets in de medisch-sociale richting doen. Ik koos toen voor ergotherapie. Maar ook daar botste ik op weerstand, vooral van de omgeving: men weigerde me bijna op de school. Ik hield voet bij stuk, ze lieten me toe, maar boycotten me in zekere zin: ik moest bv. extra stages doen in de vakanties, om te bewijzen dat ik toch wel ‘communicatief’ genoeg was… Ik slaagde voor alle examens en stages, maar bij de puntentelling ging men weer discriminerend te werk. Ik had bv. 9/10 voor een vak, maar toen begon men te denken: ‘wat zou er gebeuren als er iets achter je rug gebeurt?’, en trok men punten af, zodat ik maar net slaagde… 

Ik heb het er uiteindelijk goed vanaf gebracht, ik heb dat diploma. Maar toen wou ik verder gaan, ik wou psychologie studeren. Vijf jaar extra studeren leek me lang; er bestond bovendien een formule om die studie in 3 jaar te doen. Ik wilde me daarvoor inschrijven maar ik was doof… Opnieuw werd ik tegengewerkt: ook al had ik mijn diploma van ergo (wat toch bewees dat ik over voldoende mentale en communicatieve mogelijkheden beschikte…), er werden vraagtekens geplaatst bij mijn capaciteiten. Ik moest een inteligentietest afleggen… Uiteindelijk bleek die dan toch goed genoeg te zijn en mocht ik starten. Ik heb ook dat diploma gehaald.

Werk zoeken is niet simpel. Je moet je altijd verantwoorden: ik ben wel doof maar… Dit vreet veel energie, waardoor je soms dingen/kansen laat varen.
Uiteindelijk kon ik op de universiteit aan de slag. Mijn belangrijkste ervaring was mijn werkverblijf in Zuid-Afrika. Dit heeft me als persoon enorm veranderd. Ik had me al die tijd verzet om te gaan werken met doven en slechthorenden, misschien uit angst om me met die groep te vereenzelvigen. Maar in Zuid-Afrika werkte ik bijna uitsluitend met en voor doven en slechthorenden. Het waren bovendien zwarte mensen, die dus ook op dat vlak met discriminatie te kampen hadden. In mijn werk rond die rassendiscriminatie heb ik eigenlijk mijn doofzijn en de discriminatie van mij als persoon met een handicap leren verwerken. Nu werk ik voor Fevlado-Passage, een eerstelijns dienstverlening voor doven en slechthorenden.

Mijn doofzijn valt niet volledig samen met wie ik ben. Ik ben én Anja én doof. Elke persoon moet in de eerste plaats als individu beschouwd worden, met mogelijkheden én beperkingen. Ik meen dat als men beseft dat iedereen beperkingen heeft, ook de zogenaamde personen zonder handicap, er minder discriminatie zou zijn. 
Je moet als persoon met een handicap nog altijd een stuk sterker in je schoenen staan om door te zetten. Gelukkig was er gedurende de eerste 15 jaar van mijn doofzijn mijn koppigheid, waardoor ik me niet bij hindernissen neerlegde. Maar pas nu kan ik zeggen dat ik sterk in mijn schoenen sta.

<Terug>